Ik zwem in de bedding van een drooggevallen rivier. Het zand zit overal en plakt en schuurt, maar ik kom vooruit. Achterwaarts vooruit, want ik zwem altijd op mijn rug en zo zie ik hoe wolken, vogels en vissen hoog boven me voorbijdrijven en de zon gestaag zijn boog van links naar rechts maakt. Het ziet er makkelijk uit. Soms lig ik even stil in de bedding en laat ik mijn gedachten meevoeren door de stroom; ik haal boodschappen, koop sigaretten, ik eet wat, drink wat, maak een praatje en lach om de grapjes van de kinderen. Ik breng ze naar bed en kijk een paar uur later hoe hun gezichten licht geven als ze slapen. Dan is het tijd om wakker te worden en verder te zwemmen, het taaie zand overal en de stenen in mijn rug. Maar ik kom vooruit, want ik weet me in water.
The Second Coming
I
Als Hij terugkeert op aarde
Doet Hij dat niet per vliegtuig
Dat ligt de laatste tijd
Nogal gevoelig bij Zijn fans
Een mooi gebaar zou zijn
Als Zijn afscheidstournee
Begint in het beloofde land
Maar dat blijkt bij nader inzien
– Ik noem maar wat – India
Of Pakistan te zijn
Het wachten was toch al
Op goddelijke legitimatie
Voor een nucleaire aanval
En tot stof zult gij wederkeren
Geen probleem of het kan opgelost
Met 50 kiloton schoon aan de haak
En wat als Hij
een Zij blijkt?
II
Vandaag is Hij teruggekeerd op aarde
Hij landde met een vliegende schotel
Op een braakliggend beleidsterrein
Midden in een achterstandswijk
Tot grote woede van de Amerikanen
Die speciaal voor die Gelegenheid
Rockefeller Plaza hebben gebouwd
In het Geroofde Land
Onder grote belangstelling van de media
Werd het Goddelijk Vaartuig doorzocht
Maar de Heilige Schrift werd niet
Als massavernietigingswapen herkend
III
Tot teleurstelling van Zijn fans
Bleek Hij met Zijn tijd meegegaan
Met een goed gekozen soundbite
Verraste Hij kerk en wetenschap
In een kruisverhoor van uren
Waarin iedereen na eeuwen
Eindelijk zijn gelijk dacht te halen
Kwam de Waarheid aan het licht:
‘De aarde is rond. De wereld is plat.’
Duivel
Ik joeg de duivel vandaag een kogel door zijn kop en jullie stonden te juichen. Het deed me niets. De kogel niet, het juichen niet. Ik kon alleen maar kijken naar mijn hand, een willoos werktuig aan het eind van mijn arm, dat de trekker van een M-9 overhaalde, en naar de bloedspatten op de witte muur. Tussen de hand met de M-9 en de bloedvlek op de muur sprongen mijn dochters lachend rond op het bed waarin ze verwekt waren. Tussen de M-9 en het bloed zaten we die avond aan tafel om te eten; de kinderen vertelden honderduit over hun dag. Tussen de hand met de M-9 en de bloedspatten op de muur dronken we nog een glas wijn voor we gingen slapen, en kusten we elkaar voor de laatste keer welterusten als een man en een vrouw die elkaar kennen. Wie de duivel een kogel door de kop jaagt, krijgt er vele duivels voor terug. Eén daarvan ben je zelf.