Dood aan het zondagskind dat op een dinsdag werd geboren! Hoeveel godverdommes moet je vloeken om alle open deuren in dit spiegeldoolhof aan splinters te schoppen? Hoe doorzichtig moet het godverdomme zijn? Rustig, rustig, ik weet gewoon waar de uitgang is. Maar ik haal pas adem als de avond valt, die kermis daar buiten zwijgt en geblinddoekt is en al die mensen, al die mensen met al hun zelfgemaakte verhalen, naar huis zijn. Dan pas kan ik aan het werk. Ik peuter de confetti van het asfalt en doe alsof het feest is.
Ik wil niet sterven in een speelparadijs
Ik wil niet sterven in een speelparadijs
waar het nog makkelijk is om een held te zijn
op sokken – letterlijk – een zak
vol plastic munten voor ranja en roze koeken
Ik wil niet sterven onder de wielen van
een discopaars racewagentje à
twee kilometer per uur voor één euro
of door een eenvoudig gebrek aan frisse lucht
Smorituri te salutant en
de kinderen willen hier niet levend vandaan
going down in a blaze of glijbaan glorie maar
ik wil niet sterven in een speelparadijs
Succes
Ik voelde me smerig en wassen hielp niet. Ruwe aardolie perste zich door mijn aderen en mijn hart stond op het punt te barsten, het liep uit mijn neusgaten en ogen, droop uit beide mondhoeken en de wasbak werd zwarter en zwarter. Ik richtte me op naar de spiegel en keek me aan, maar zag alleen wat iedereen zag.
Succes.