Ik ben nooit bij de tijd geweest en hip al helemaal niet – ik liep als kind meteen al achter. Ik draaide singeltjes grijs op een koffergrammofoon, in den beginne was ik Beatles én Stones: begin jaren tachtig alsof het 1963 was, maar dat zag ik zelf pas veel later. De Stones wonnen – mijn ouders bezaten geen Beatlesalbums. Van de Stones hadden ze daarentegen de verzamelaar Stones Story Part One, een dubbel-LP. Ik draaide alleen de eerste plaat, want daarop klonk nog de vertrouwde rythm & blues van koekdozendrums en raspgitaren die ik kende van de singles. In The Last Time, het voorlaatste nummer van kant B, bleef de naald altijd op hetzelfde punt hangen in een kras, waarna de band nog maar één maat speelde en Mick nog maar één zin zong, eindeloos. Nog steeds als ik dat nummer hoor, al is het op de radio of digitaal en jaren later, voel ik de spanning in mijn lijf oplopen als dat punt nadert. De kras zit in mezelf. En het was niet de laatste keer dat dat gebeurde, we zijn immers gedoemd tot herhaling, herhaling – die tijd haal je nooit meer in.
Ik heb niet veel nodig
Ik heb niet veel nodig. Nacht en regen. Klinkers glanzend onder straatlantaarns. Bij ieder licht dat ik passeer ingehaald door mijn eigen schaduw, dat werk. Sigaretten.