Van alle verslavingen die ik er op na houd, belemmert deze me het meest in mijn dagelijks functioneren. Ik wil er eerlijk over zijn: ik ben onmatig in alles wat ik inneem, en ook deze week was het weer te veel. Ik kon niet stoppen, de beker moest weer tot op de bodem leeggedronken worden, tot diep in de nacht zoog ik het vergif mijn lichaam en geest binnen. De volgende ochtend was ik er ziek van, ik wilde aan het werk maar kreeg het niet voor elkaar, ik ging hardlopen in het prachtig herfstige park in een poging mijn ziel te ontdoen van de zwaarte die maakt dat ik dag na dag meer en meer tot me neem in de hoop op een sprankje helderheid – na tien kilometer stond ik hijgend, hoestend en kokhalzend ter hoogte van de speeltuin in het park, een klein ventje keek bezorgd naar die roodaangelopen ouwe man, en de ouwe man forceerde een glimlach en stamelde dat het wel ging. Maar het ging helemaal niet, de schoonheid van de natuur helpt niet, hardlopen helpt niet – het enige dat nu nog werkt is keihard afkicken. Dat ga ik dus doen. Het zal moeilijk worden, het zal op momenten misschien ondragelijk lijken. Maar het moet lukken, voor mijn gezondheid en levensgeluk. Het moet. Vanaf vandaag stop ik voor altijd met het volgen van het nieuws.
Viool
Station Delft. Ik wacht op de trein, een paar meter verder op hetzelfde perron staat een meisje met een vioolkoffer in haar linkerhand. De poëzie van het beeld laat ik me niet ontgaan, haar lange haar vanonder een witte wollen muts, getailleerde jas en trotse laarzen, de muzikale erfenis van het Avondland is in goede handen. Het lage zonlicht van de eerste herfstmiddag verleent het beeld een warme gloed, ik stel me voor hoe het meisje, net als ik, af en toe met de ogen dicht geniet van de laatste warmte. Een kortstondige oase van vrede en geluk, heel even hebben het meisje en ik vrij van de wereld met al zijn woede en geweld, we leven in een parallel universum waarin we samen op bed in een Parijs appartement luisteren naar een prachtige uitvoering van Rachmaninovs 2e, de melancholie als heerlijke ondertoon van onze eenvoudige liefde. Dan komt de trein tot stilstand voor ons perron, het meisje met de vioolkoffer draait zich naar de treindeur, nu zie ik ook haar gezicht. Ze heeft een doffe blik in de ogen. In haar rechterhand houdt ze een zaag.
Naar een observatie van Ricco van Nierop.