Het is maar werk, het is uiteindelijk maar werk – maar zelfs werk is liefde, of wordt dat vanzelf als je er maar lang genoeg mee bezig bent, als je het wel eens uit de grond van je hart hebt gehaat, als het je niet – zoals vaak – volkomen koud laat, en die liefde is godverdomme geen technische exercitie, geen lijst met één voor één af te strepen onderdelen – dat werk is een heilig weten, kennen, voelen en vooruit willen, het is een gillende chaos waarvan het werkelijke begrip alleen met liefde en pijn te vinden is in de uiterste punten van je synapsen, daar waar het elektrisch is en eeuwig jong, dat werk, die liefde, dat gloeiende rustpunt in een altijd razende en rinkelende kermis die – mind you – met geen PowerPoint te beschrijven is.
Lente
Half september, het hoort herfst te zijn. De kastanjebomen kleuren al rood en roestbruin, maar ik zit in hemdsmouwen buiten in de nacht, pas nu koelt het eindelijk af na de zoveelste zomers hete dag. De gedachten drijven terug naar half mei, toen het ook zulk weer was en ik vrijheid voelde en zeker was van alle plannen die ik al jaren met me meezeul. Alles moest anders – beter, scherper, gedurfder – maar de dagelijkse werkelijkheid is zo weerbarstig als de droom hardnekkig, de keuzes werden in de herfstige zomer minder hard, en nu is het half september en is er nog niets veranderd. Ik neem een voorschot op de volle maan en schenk nog een keer in, en nog een keer, net zo lang tot ik hoog boven alles en iedereen onder de oppervlakte zweef. Er is heel veel veranderd de afgelopen vier maanden – maar vooral ik, en het licht waarin ik de dingen zie. Het is half september, de lente is begonnen en het maanlicht brandt aangenaam koel op mijn huid.
Een warme dag
Ze is nog jong, ze heeft haar kind op de arm, ik kijk, zij kijkt. Ze knuffelt het kind, een jongetje, kijkt met haar wang tegen zijn haar gedrukt nog een keer, nadrukkelijker nu, draait zich om en verdwijnt achter het lange, lichtgroene gordijn in haar open keukendeur. Ik blijf kijken. Het gordijn bolt af en toe naar buiten door de wind, ik zie een fractie van een lege keuken.
Oogst
Op de laatste dag van de oogstmaand dronken ze champagne. Ze proostten op zichzelf en wat ze hadden bereikt, in hun glazen tintelde voorzichtig het geluk. De opbrengst van een jaar hard werken was nauwelijks waarneembaar, alleen zij zagen hem, weerspiegeld in elkaars ogen. Je kunt er niet van vreten, wisten ze, maar misschien wel van leven – soms is de belangrijkste oogst het nieuw te ontginnen land.