Het is nat en warm buiten, groeizaam weer. Ik zie de groenten op het balkon bijna groeien, stelen en blaadjes zijn ‘s avonds groter dan ‘s ochtends, ik verbeeld het me niet. In veel te kleine potten staan radijs, cavolo nero, paksoi en peulen, van tomaten heb ik de pitten pas net in de aarde gestoken. Het gaat ons voor het derde jaar achtereen geen maaltijd opleveren, hooguit een hapje. Maar het laten groeien en bloeien van groenten, hoe kleinschalig ook, stilt een honger waarvan ik als stadsmens niet eens wist dat ik hem had.