Het Boek. Dat Fucking Boek. Het bestaat niet, of althans – een goeie achtduizend woorden leiden een volstrekt eigen leven, een soort nomadisch, of liever gezegd sporadisch bestaan, heen en weer tussen ergens in mijn hoofd en een precieze plek in een donker, digitaal archief. Af en toe wek ik ze uit hun slaap, maar dan zijn ze suffig en zeggen ze niet meer wat ik wilde dat ze zeiden. De zinnen kloppen nog, de zin is er uit vervlogen; een zekere waanzin die ik zoek hebben ze zelfs nooit bezeten.
Ach, fuck dat boek, dat Heilige Fucking Boek – schrijf gewoon wat je wilt schrijven, neem ik me al net zo heilig voor, kan jou het verrekken hoe dik of hoe dun die stapel papier aan het eind zal blijken te zijn. Maar ik heb geen verhaal. Ik heb alleen woorden en zinnen die afleiden van wat er misschien te halen valt – zo lang ik probeer te vertellen wat ik wil vertellen, grijp ik naast de Heilige Fucking Graal: voor wat ik écht wil zeggen zoek ik domweg nog een taal.