Uit asgrijze hemel regent
honger het gras dor de
monden droog
het beeld
blikkerig de blikken glazig
het geluid al lang vergaan
tot gruis
hier werd
voor het laatst gezongen toen
ontzetting de monden van
doden en levenden alike in
marmerbleke koorzang
bevroor
ik weet ook niet
waar het gebeente bleef
dat onze kerken overeind
hield al was het maar voor
de bezielde leegte of het
stoffige licht
waar het
volle gewicht van eeuwen
soms ineens de dam doet
breken alsof
alleen tranen
aan deze godvergeten dagen
nog de zilte smaak van
betekenis geven