De sokjes voor de pasgeborene liggen sinds februari op mijn bureau. Het is juli. Begin maart had ik nog geen envelop geschreven, eind maart durfde ik ze al niet meer op te sturen, uit schaamte voor zo veel traagheid. Stuur ik de sokjes in augustus alsnog op, dan zou het misschien voor een sympathiek soort absurdisme door kunnen gaan, maar dat durf ik zélfs mezelf niet wijs te maken. Bovendien groeien baby’s en hun voetjes, de sokjes worden met de dag kleiner. Er is een belofte uit januari om te proosten op het nieuwe jaar met mensen die ik erg graag mag, en die ik nog altijd niet gestand heb gedaan. Het bier is dood, het is juli, de dagen glijden weg en ik weet niet waar ze blijven. Ik sleep mijn zonden met me mee en dit zijn bij lange na niet de enige twee. Ook ongedane zaken nemen geen keer. Er zijn ook zonnige, zomerse dagen waarop ik zeker weet dat ik niets vergeten ben, dat ik alles wat gedaan moest worden heb gedaan. Dit zijn de dagen die me angst aanjagen; dit zijn de dagen die ik haat.
Grieks
Hoe meer ik begrijp over de crisis tussen Griekenland en de rest van de Europese Unie, hoe minder ik er van snap. Alle afzonderlijke artikelen die ik lees zijn goed te begrijpen; ik lees van links naar rechts, politiek gezien, van geloofwaardig onderbouwde onthullingen van een neoliberaal complot tot het stoere standpunt dat de Grieken de recente verdieping van de ellende aan zichzelf en hun linkse regering te danken hebben. Allebei waar. Maar een verhaal dat de complexe samenhang van politieke, economische, zakelijke en zelfs persoonlijke belangen samenvat bestaat waarschijnlijk niet; je kunt het geheel wel zien en zelfs bevatten, maar het is van een omvang die alleen in delen is te duiden. Zoals we sterrenbeelden tekenden van willekeurige lichtpunten aan de hemel, en het pas daarna kosmos – orde – konden noemen. Een elegante theorie van alles bestaat nog niet, dus ook niet voor de Griekse en Europese crisis, en tot die tijd heeft iedereen een beetje gelijk over oorzaak en gevolg. De simpele som der delen echter, die is snel gemaakt. Verbind een paar willekeurige verhalen en je ziet het meteen: iemand wordt hier genaaid – en de banken zijn het niet. Misschien is het Griekenland, misschien de democratie, misschien zijn wij het weer, misschien gewoon ook niet. Maar iemand wordt hier genaaid en goed ook – je kunt rustig stellen: op zijn Grieks.
Behalve jij
In drie dagen tijd
jaren ouder maar
gelukkig
geen zak wijzer
waarom zou je ook
we stammen allemaal af
van de apen
behalve jij en je
zwakzinnige vriend
natuurlijk
wat kunnen we anders
dan proberen om
hand in hand
een beetje
omhoog te vallen.
Verschenen in de laatste editie van Het Gat, losbladig magazine van Down The Rabbit Hole 2015.
Gedicht om (niet) in te geloven
god in het vuil onder je vingernagels
of niet – gewoon geil genot, geniet en
geloof me hij vindt jou eerder dan
dat jij hem ziet – want hij bestaat al
als je denkt van niet.
Verschenen in de openingseditie van Het Gat, losbladig magazine van Down The Rabbit Hole 2015. Titel: Pete Teboskins. Goed kauwen.
Helse strot
Voor Iggy Pop
Ik graai naar je stem-uit-duizenden in de menigte, ik grijp me aan de rafelranden vast, haal mijn klauwen open aan de rasp. Laat het bloed maar stromen, laat het bonken in mijn slapen op de maat van de kick – je hebt mijn naam niet nodig om te weten wie ik ben, oude held. Je hoeft alleen te schreeuwen, te smeken, te vloeken, de goden te verzoeken in mijn naam, steek met je helse strot het vuur nog maar eens aan – jij houdt mijn demonen tenminste niet bij me vandaan.
Geschreven voor de zaterdagmiddageditie van Het Gat, losbladig magazine van Down The Rabbit Hole 2015 naar een titel van Pete Teboskins, maar vergeten te plaatsen.
Verklaring
Politiegeweld, rellen, beschaving is zo breekbaar als een bushok op het Hobbemaplein. Er is geen excuus voor geweld – of als het er is, is het telkens een ander. Maar de verklaring ervoor, die geen dader ooit uitspreekt, moet altijd dezelfde zijn. De pestkop op de basisschool, de etterbak in de brugklas. De winkeldief, het drugsrunnertje, de brandstichter. De notoire vreemdganger, de serieverkrachter, de sjoemelende vastgoedmagnaat, de sjacherende bestuurder, de politicus die de Kamer belazert. Bankiers die een compleet land in de bankschroef hebben. Je kinderen, kibbelend op de achterbank van de auto.
En de agent met zijn arm klem om de keel van Mitch Henriques tot die niet meer bewoog, en het gajes voor wie dat aanleiding is om avond aan avond winkels te plunderen en vuurwerk en stenen naar de politie te gooien – je hoort het ze in gedachten allemaal zeggen, achteraf.
‘Toen ik eenmaal was begonnen, kon ik niet meer stoppen.’
Maar alleen de allergrootsten durven dat hardop te zeggen: de kleine kinderen. De rest zoekt, en vindt, excuses.