Wat moeten we anders dan kathedralen bouwen voor wat we niet kunnen bevatten? Wat anders dan schitterende reuzen uit steen en glas en beton en staal die onmachtig naar de hemel reiken? Of, zoals de wetenschap, een ijle constructie uit ideeën, omzichtig gebouwd op een fundament van één steen? En nooit is het hoog genoeg – want nooit zijn we klein genoeg in de ogen van onze goden. Alleen de liefde tussen twee mensen verdraagt geen kathedralen. Ik probeerde er eens één te bouwen uit woorden: het werd een kerker van taal. Nee, voor de liefde bouw je een kaartenhuis van kleine gebaren. Een toren van Babel. Zwijgend.
2012
Ik droomde nieuwe raketten
die hoger vlogen en anders klonken
dan ik tot nu toe gewend was
Het zijn dan ook andere tijden
tijden waar men ons van hogerhand
liever niet mee lastigvalt
Hier en nu
Hier en nu, met een heel jaar in je, bestaat niet. Al die flarden van gesprekken, gedachten, van zinnen die ik had willen zeggen, zingen soms, maar op tijd tot zwijgen dwong; ze blijven hangen in de kale takken, rafelend in de gure wind van de altijd razende motoren. Vaal versleten voornemens drijven zielloos in het vuile water van een volgeregende bomkrater – van toen op een mooie dag de waarheid detoneerde. Een paar druppels gekte en niets leek meer wat het was, als het al was wat het leek. De zon en de blauwe lucht en de bomen, de vrijheid en de vriendschap – alles wat ons tot dan toe vertrouwd en veilig voorkwam. Maar ik wist al lang: van alle werkelijkheden raakt de waanzin het dichtst aan de waarheid, en andersom. De werkelijkheid als een hier en nu van toen en misschien ooit; een hier en nu van altijd en overal, een hier en nu van misschien nooit. Hier en nu, met een half leven in je – het bestaat niet.
Ik wil dit niet
Ik wil dit niet. Ik wil geen dag die niet begint, die niet lichter of donkerder wordt. Ik wil geen dag die rondhangt in grijs niemandsland, rokend en koffiedrinkend aan een plastic tuinset, tussen vergeten wachttorens en wolken roestig prikkeldraad, op die onvruchtbare en moegestreden grond, koud als de leegte die liefde achterlaat. Ik wil het niet – niet vandaag. Ik heb vandaag geen tijd voor haat.
Het achteloos gemak
hoe doen ze dat?
het achteloos gemak waarmee
al dat falen op het geweten
en toch al dat lachen dat lichte dat
pluk de dag kaal als een
fris geschoren kut
dat allemaal
waar ik (ik noem geen namen)
als een gure hond
gruwend langs
nat asfalt schamper
schrijnend
smalend tussen
huizen als zerken
smerig van schroom en
daaronder
niet eens meer lijken
alleen domme leegte
41
Misschien kwam de duivel in de gedaante van een vrouw, misschien zat hij al verscholen in de ziel van het zesjarig kind. Misschien werd de duivel aan het zicht onttrokken door de constructie van een werkelijkheid; het was immers druk op het kruispunt die dag, en alle dagen daarna, en het kan zijn dat ik hem gewoon niet heb gezien, want hij zit tenslotte in de details die je in de chaos ontgaan. Het maakt niet uit. Ik kan al gitaarspelen, ik kan al tekenen, ik kan al schrijven – laat ik zeggen dat de fijne motoriek goed is ontwikkeld. Maar goed. Wie zo lang op de kruising staat te wachten, mag zich rustig eens af gaan vragen of hij niet zelf de duivel is – of, als hij denkt of weet dat dat niet zo is, besluiten er één te worden. Ik haalde mijn fiets van het slot, veegde het stof van het zadel en ging op weg naar huis. Waar dat is, is een detail.