Het kan zijn dat liefde een leugen is. Een hallucinatie, vergelijkbaar met logica. Sluit daarom nooit uit dat een leugen liefde kan zijn.
Blindganger
Net als je merkt dat ik het hart op de tong heb spuug ik je het bloed in de ogen; want het is altijd oorlog en ik wil niet dat je me ziet verliezen – zelfs niet mezelf in mezelf. ’s Nachts verschans ik me in mijn laatste, laffe loopgraaf en spoel ik de lijklucht uit mijn lijf met rauwe rode wijn. Overdag dwaal ik op de tast door de stad, een frisgewassen soldaat, ogen toegeknepen tegen het licht. Blindganger. Maar kadavers stinken het hardst op zonnige dagen.
Kathedraal
Ik heb je godverdomme gelukkig gezien, je was een kathedraal. Daarna werd je een kerk, een koffiehuis, een kennel voor loslopend gespuis, overlopen door valse profeten, profiteurs en proleten – gruis. En elke schreeuw van genot, elke schaterlach galmt voor even een gewelf, maar een hemel wordt het nooit meer; een hel is zo veel sneller gebouwd.
Nu we weten
Nu we weten dat tijd niet bestaat is er ruimte tussen de regels, kunnen verdwenen vrienden opnieuw verzonnen in dimensies die ik altijd al voor mogelijk hield; ik noem het doolhof een dwaaltuin en plotseling bloeien bloemen die gisteren nog een grafkist sierden. Maar de muziek klinkt hier als een kermis in mineur, een carnaval van te missen kansen – we delen een ritme, maar we delen niet langer de dans.
Perceptie
“Sinds nine-eleven kijk je toch anders naar vliegtuigen,” dacht hij, terwijl hij de geblindeerde bestelbus voor het Ministerie parkeerde.
Altijd morgen
Morgen, als de herfst voor het eerst weer bloed ruikt en de straalmotoren janken boven loden wolkenluchten, als het geblaf van kettinghonden vergaat in stormwind en glasgerinkel, als de laatste sigaret nog één keer opgloeit in het jachtige grauw van alledag – dan zal ik dit hart begraven tussen de wortels van een rotte oude eik. En als de zwijnen het niet vinden onder sneeuw en molm en modder, graaf ik het op een mooie voorjaarsdag met één haal op uit het natte mos en maak ik het weer kloppend, maak ik alles weer kloppend. Want ik weet nu hoe de bliksem inslaat en wanneer, ik weet hoe het vuur daarna niet te houden is – er is dan alleen nog maar houden van. Maar wees niet bang: dat is nooit vandaag. Altijd morgen.