Tussen twee zandstormen door is het nog heel genoeglijk eten en drinken – als je de mieren niet meerekent, die onvermoeibaar zandkorrels van buiten naar binnen dragen en ze achterlaten in de boeuf bourguignon, in de wijn, en in het raderwerk van ons gesprek, tot alles schuurt en knarst en tenslotte krakend vastloopt. Het is dan tijd om te roken en elkaar zwijgend toe te geven dat ons verhaal niet tegen zandstormen bestand is. Dat ons verhaal zelf een zandstorm zou moeten zijn, die het toeval tijdelijk met blindheid slaat, zodat we ontsnappen aan wetten en voor altijd onze gang kunnen gaan. Dat het tekeergaat, dat het zeeën van verloren tijd overbrugt, dat het ons uit ons angstige lichaam verjaagt en verpulvert tot het hart nog slechts uit atomen bestaat, geladen met alle electrificerende waarheden die we maar willen – zo zou het moeten zijn, zo moet ons verhaal op een dag zijn; genoeglijk is niet geil genoeg.
Wolf
Als de storm is gaan liggen en je kijkt weer uit over een rimpelloos meer en een bleke zon klampt zich voorzichtig vast aan je huid en je natte haar – haal dan je vingers door de vacht van de wolf aan je voeten.
Omission statement
Ik krijg het meeste niet uit mijn bek maar bijna wel. Een hete woordenbrij draait om de harde feiten heen, stroomt mijn vulkaanmond uit en stolt dan hier – niet eens papier. Zo heb ik mijn bek verbrand met onder ons gezegd en gezwegen.
Zuid
Het stormt in mijn kop en ver daarbuiten, regen, regen verbrijzelt mijn vooruitzicht, achteruitkijkspiegels zwart, ik raas plankgas en blind door de nacht – maar de snelweg ’s nachts is breed en bijna leeg. Het bliksemt flarden landschap, slordig, en daartussen stroomt alleen oerdrift in de duistere diepte van zeiknat asfalt, ruitenwissers zwiepen de seconden weg, honderdveertig op de klok in een symfonie van spatwater en dromen, tumultueus en tomeloos en god weet hoeveel demonen – liefde, lust, leven – ik rijd naar het zuiden, voor altijd naar het zuiden. Als ik bij je aanbel, blijf ik bij je wonen.
Zomer
Ik zwem in de bedding van een drooggevallen rivier. Het zand zit overal en plakt en schuurt, maar ik kom vooruit. Achterwaarts vooruit, want ik zwem altijd op mijn rug en zo zie ik hoe wolken, vogels en vissen hoog boven me voorbijdrijven en de zon gestaag zijn boog van links naar rechts maakt. Het ziet er makkelijk uit. Soms lig ik even stil in de bedding en laat ik mijn gedachten meevoeren door de stroom; ik haal boodschappen, koop sigaretten, ik eet wat, drink wat, maak een praatje en lach om de grapjes van de kinderen. Ik breng ze naar bed en kijk een paar uur later hoe hun gezichten licht geven als ze slapen. Dan is het tijd om wakker te worden en verder te zwemmen, het taaie zand overal en de stenen in mijn rug. Maar ik kom vooruit, want ik weet me in water.
The Second Coming
I
Als Hij terugkeert op aarde
Doet Hij dat niet per vliegtuig
Dat ligt de laatste tijd
Nogal gevoelig bij Zijn fans
Een mooi gebaar zou zijn
Als Zijn afscheidstournee
Begint in het beloofde land
Maar dat blijkt bij nader inzien
– Ik noem maar wat – India
Of Pakistan te zijn
Het wachten was toch al
Op goddelijke legitimatie
Voor een nucleaire aanval
En tot stof zult gij wederkeren
Geen probleem of het kan opgelost
Met 50 kiloton schoon aan de haak
En wat als Hij
een Zij blijkt?
II
Vandaag is Hij teruggekeerd op aarde
Hij landde met een vliegende schotel
Op een braakliggend beleidsterrein
Midden in een achterstandswijk
Tot grote woede van de Amerikanen
Die speciaal voor die Gelegenheid
Rockefeller Plaza hebben gebouwd
In het Geroofde Land
Onder grote belangstelling van de media
Werd het Goddelijk Vaartuig doorzocht
Maar de Heilige Schrift werd niet
Als massavernietigingswapen herkend
III
Tot teleurstelling van Zijn fans
Bleek Hij met Zijn tijd meegegaan
Met een goed gekozen soundbite
Verraste Hij kerk en wetenschap
In een kruisverhoor van uren
Waarin iedereen na eeuwen
Eindelijk zijn gelijk dacht te halen
Kwam de Waarheid aan het licht:
‘De aarde is rond. De wereld is plat.’