Hier en nu, met een heel jaar in je, bestaat niet. Al die flarden van gesprekken, gedachten, van zinnen die ik had willen zeggen, zingen soms, maar op tijd tot zwijgen dwong; ze blijven hangen in de kale takken, rafelend in de gure wind van de altijd razende motoren. Vaal versleten voornemens drijven zielloos in het vuile water van een volgeregende bomkrater – van toen op een mooie dag de waarheid detoneerde. Een paar druppels gekte en niets leek meer wat het was, als het al was wat het leek. De zon en de blauwe lucht en de bomen, de vrijheid en de vriendschap – alles wat ons tot dan toe vertrouwd en veilig voorkwam. Maar ik wist al lang: van alle werkelijkheden raakt de waanzin het dichtst aan de waarheid, en andersom. De werkelijkheid als een hier en nu van toen en misschien ooit; een hier en nu van altijd en overal, een hier en nu van misschien nooit. Hier en nu, met een half leven in je – het bestaat niet.
41
Misschien kwam de duivel in de gedaante van een vrouw, misschien zat hij al verscholen in de ziel van het zesjarig kind. Misschien werd de duivel aan het zicht onttrokken door de constructie van een werkelijkheid; het was immers druk op het kruispunt die dag, en alle dagen daarna, en het kan zijn dat ik hem gewoon niet heb gezien, want hij zit tenslotte in de details die je in de chaos ontgaan. Het maakt niet uit. Ik kan al gitaarspelen, ik kan al tekenen, ik kan al schrijven – laat ik zeggen dat de fijne motoriek goed is ontwikkeld. Maar goed. Wie zo lang op de kruising staat te wachten, mag zich rustig eens af gaan vragen of hij niet zelf de duivel is – of, als hij denkt of weet dat dat niet zo is, besluiten er één te worden. Ik haalde mijn fiets van het slot, veegde het stof van het zadel en ging op weg naar huis. Waar dat is, is een detail.
Perceptie
“Sinds nine-eleven kijk je toch anders naar vliegtuigen,” dacht hij, terwijl hij de geblindeerde bestelbus voor het Ministerie parkeerde.