De schoonmaakster van de campingtoiletten ziet er niet uit als een schoonmaakster. Ze is een jaar of twintig, blond en wakker en gekleed alsof ze zo de stad in zal gaan, kort leren jack, kleurig sjaaltje, oorbellen in. Alleen haar latex handschoenen en de zwabber verraden haar functie. Ze groet de ochtendzeikers vrolijk, ze heeft kennelijk plezier in het werk. Dat valt op, maar ik zit vol vooroordelen, waarom zou iedere schoonmaker zijn werk haten? Toch denk ik dat onze schoonmaakster het tijdelijk doet, als vakantiebaantje. Ze is een studente filosofie, die in de oneindige arbeid van het schoonhouden van campingtoiletten een diepere waarheid heeft aangeboord. Terwijl ik de wc doortrek droom ik heel even van een eenvoudig leven.
Overtuiging
Mannen op de camping wassen zwijgend af, dat is mijn vaste overtuiging. Uit mijn linkerooghoek zie ik dat de man die naast mij staat af te wassen zich steeds als hij borden en kopjes afdroogt naar mij toe draait. Ik herken de lichaamstaal, ik geef niet toe, ik concentreer me nog harder op de vaat, het schuim en de theedoek. Een machtig gevoel. Pas als ik klaar ben en wegloop, wens ik hem een fijne avond. Mannen op de camping wassen zwijgend af.
Rouwroutine
Dit is de opdracht. We moeten het leven vieren, met een schuin oog op de dood – het maakt niet uit of die de ons volstrekte vreemden met bruut geweld komt halen in de metro van Brussel, een popzaal in Parijs, een vertrekhal in Zaventem, op de boulevard van Nice of een winkelcentrum in München, nèt nu we ons weer een paar uur onsterfelijk dachten: we weten exact welke woorden te gebruiken, welke rituelen uit te voeren. Waxinelichtjes, briefjes, beertjes. Bloemen. Hashtaggebeden tot god weet welke god: rouwroutine. Maar, begrijp me goed, het is beter dan niets. Het is vele malen beter dan het niets dat ons nu verkocht wordt als utopia, het angstvacuum dat zich razendsnel vult met opgeblazen retoriek; het niets van de holle machtshonger, die glimmende truck, gretig en grommend en lonkend aan het begin van een boulevard vol onzekere mensen. In de woorden van Henri Marteau Brise-Vitre: ‘When the people are done being fucked over, they’re ready to get screwed.’ En zo is het. Geen bezoek, geen bloemen. Ook een rouwroutine.
Ongrijpbaar
Heb je vijf minuten. Telefoongesprekken die zo beginnen duren altijd een half uur of langer, nu ook. Nadat ik heb opgehangen is er iets gekanteld, in de verte. Ten kwade of ten goede, dat weet ik nog niet als ik me met koffie en sigaretten op het balkon installeer om na te denken. Ik ben een trage denker, geef me vijf minuten en ik zit hier vannacht nóg, alleen de koffie verruild voor wijn. Als de lucht betrekt en de wind opsteekt zie ik uit een ooghoek hagedissen langs mijn stoelpoten schieten, hun staarten soepel in scheuren en kieren verdwijnen en verschijnen. Schutkleuren; soms zie ik ze op de stenen niet tot ze bewegen en dan zijn ze te snel. Eerst denk ik dat de hagedissen mijn eigen hersenspinsels zijn – maar die ken ik te goed. Als de avond valt weet ik dat het de gedachten en motieven van anderen zijn. Ongrijpbaar.
Fuck mijn poncho
Fuck mijn poncho. Natter dan dit word ik niet, trek die vershoudfolie van mijn lijf en wrijf me droog op de dansvloer tot ik baad in je zweet en dan – samen in je klamme zak de oeroude hemel in dit aardse moeras. Fuck de poncho.
Geschreven voor de nachteditie van Het Gat, losbladig festivalmagazine van Down The Rabbit Hole, zaterdag 25 juni 2016.
Net echt
Ik zie mezelf aan de overkant staan, wachtend in een winkelruit. Tussen mij en mezelf een drukke straat, auto’s en fietsers haasten zich beide kanten op. Ik sta te roken aan de stoeprand, mensen die achter me langs lopen zie ik aan de overkant door de winkel spoken. Mijn spiegelbeeldige ik ziet alles en iedereen precies de andere kant op lopen, rijden, fietsen – richting is relatief. Hij ziet me staan wachten, hij weet niet op wie of waarop, met m’n nette jasje, cowboylaarzen, kapotte broek en denkt: net echt.