Je piste in de huizen waar je het liefste wilde wonen. Je dwaalde door onze slaapkamers, lag in onze bedden, trok alle kasten en laden open, je hebt gezien en gehoord wat niet voor jouw ogen en oren bestemd was. Wat dacht je nou? Dat je naar believen doof en blind kon zijn, dat je je hart naar keuze aan of uit kon zetten? Dacht je weer eens dat je beter, groter moest zijn dan jezelf? Je hoefde je voor ons niet klein te maken, klootzak! Dat ben je al, net als wij – alleen, jij piste in de huizen waar je het liefste wilde wonen.
Ik heb gedanst
Ik heb gedanst of m’n leven er van afhing en misschien was dat dan ook zo – ik stampte over de koppen van mannen met domme, geile grijnzen, kronkelde me om de haren van meisjes, mooi en lelijk – maar het hielp niet. Ik danste als een derwisj tot ik bijna uit mezelf opsteeg, maar de smerige planken vloeren trokken me aan m’n ziel weer naar beneden en dat doet pijn, dat doet pijn. Ik heb gedanst of m’n leven er van afhing en dat was ook zo: ik was aan het watertrappen en niemand die het zag. Maar ik heb sterke poten, ik heb echt verschrikkelijk sterke poten. Dat scheelt, dat geeft lucht. Zelfs als je al lang verzopen bent.
CCTV
Zie je dan niet dat ik ijsbloemen adem, ’s ochtends als ik wakker word? Hoe het koudvuur vreet, hoe de blinde woede voor m’n ogen sneeuwt als ik de lakens van me aftrap? Hoe ik dagenlang door het labyrint van mijn nachtelijke gedachtengangen dwaal, naakt en rillend, op zoek naar m’n godvergeten minotaurus? Zie je hoe de honger die in de hersens knaagt het hart overvoert, hoor je verdomme hoe ik Gilles de la fucking Tourette?
Ik denk dat je me al lang geleden hebt uitgezet.
Zuid
Het stormt in mijn kop en ver daarbuiten, regen, regen verbrijzelt mijn vooruitzicht, achteruitkijkspiegels zwart, ik raas plankgas en blind door de nacht – maar de snelweg ’s nachts is breed en bijna leeg. Het bliksemt flarden landschap, slordig, en daartussen stroomt alleen oerdrift in de duistere diepte van zeiknat asfalt, ruitenwissers zwiepen de seconden weg, honderdveertig op de klok in een symfonie van spatwater en dromen, tumultueus en tomeloos en god weet hoeveel demonen – liefde, lust, leven – ik rijd naar het zuiden, voor altijd naar het zuiden. Als ik bij je aanbel, blijf ik bij je wonen.
The Second Coming
I
Als Hij terugkeert op aarde
Doet Hij dat niet per vliegtuig
Dat ligt de laatste tijd
Nogal gevoelig bij Zijn fans
Een mooi gebaar zou zijn
Als Zijn afscheidstournee
Begint in het beloofde land
Maar dat blijkt bij nader inzien
– Ik noem maar wat – India
Of Pakistan te zijn
Het wachten was toch al
Op goddelijke legitimatie
Voor een nucleaire aanval
En tot stof zult gij wederkeren
Geen probleem of het kan opgelost
Met 50 kiloton schoon aan de haak
En wat als Hij
een Zij blijkt?
II
Vandaag is Hij teruggekeerd op aarde
Hij landde met een vliegende schotel
Op een braakliggend beleidsterrein
Midden in een achterstandswijk
Tot grote woede van de Amerikanen
Die speciaal voor die Gelegenheid
Rockefeller Plaza hebben gebouwd
In het Geroofde Land
Onder grote belangstelling van de media
Werd het Goddelijk Vaartuig doorzocht
Maar de Heilige Schrift werd niet
Als massavernietigingswapen herkend
III
Tot teleurstelling van Zijn fans
Bleek Hij met Zijn tijd meegegaan
Met een goed gekozen soundbite
Verraste Hij kerk en wetenschap
In een kruisverhoor van uren
Waarin iedereen na eeuwen
Eindelijk zijn gelijk dacht te halen
Kwam de Waarheid aan het licht:
‘De aarde is rond. De wereld is plat.’
Zie bodem
Valt je hart nog te winnen met mijn loden luchtkastelen
Help je me bouwen tegen beter weten in
Valt er nog iets te winnen of heb je jezelf al vergeven
aan de prins van je meest pragmatische dromen
Is de lust al verdrongen door verlangen?
Is de drankzucht al vervangen door de dorst?
Kijkt je blik op oneindig nu de dood in de ogen,
is het vuur al verdronken in je borst?
Valt er nog iets te winnen bij geen tijd te verliezen
Aan onbezonnen dromen van onbegonnen werk
Het lot van alles en iedereen valt overal te lezen
Tenminste houdbaar tot einde