schimmellinnen
bladdergoud
aan de door kelderklamheid
kromgetrokken ruggen valt
zonder veel moeite je lot
af te lezen – boekdelen spreken
in tongen kleven de klanken
terug aaneen tot de inktzwarte
oerzwam waaraan ze ooit
ontkwamen – toen we nog
naar woorden taalden
terwijl het onzegbare
al die tijd onzegbaar bleef –
zelfs voor wie oud en
inmiddels breekbaar bleek
stamelzinnen
hapertaal
de schemering schampert het
laatst geschrevene naar god
weet waar je de schamele
oogst van je dagen nu bewaart –
verpulverd voor je het
vast kunt pakken laat staan
doorbladerbaar – schrale
troost in herhaling van
broze beelden
loze woorden