Kinderen op de kermis kunnen alleen maar winnen. Dat is de afspraak, ouders betalen daarvoor – in mijn geval zes euro. Dochter viste voor dat bedrag zonder veel inspanning zeven plastic eendjes uit een bak water en mocht haar beloning kiezen uit al het speelgoed aan de buitenkant van de kraam. Ze huppelde er wel drie keer omheen, ze wilde niet het verkeerde kiezen – een kind van zes weet al heel goed hoe spijt voelt. Ik prees dingen aan, probeerde haar keuze te sturen; ze moet de vrijheid krijgen om zelf te kiezen, maar ik vond niet al het speelgoed geschikt voor een kind van haar leeftijd. Toen stopte ze met huppelen. Ze bleef staan bij een plastic geweer.
Ik heb moeite met wapentuig als speelgoed, maar dat is iets van grote mensen – ik speelde zelf als kind ook soldaatje en sterven was nog het mooist. ‘Weet je het heel zeker?’ probeerde ik nog, maar ze pakte de doos met de sniper rifle al van de kraam. Verbieden kon niet meer – had ik het wapenembargo maar van tevoren moeten instellen en, redeneerde ik mijn geweten verder schoon: een verbod zou wapens alleen maar interessanter maken. Mijn dochter klemde het geweer stevig tegen haar borst, ze straalde van geluk. Ik had het hart niet haar haar prijs te weigeren.
Bovendien was ze inmiddels gewapend.