Dochter ving een vlinder, aan de vleugels, met haar vingers. Ze deed het omdat het kon, ze is nog jong. Het ging haar nog niet om het goudstof, nodig voor het vliegen.
Kerstverhaal (Angelique)
IK IJSBEERDE OVER HET BESNEEUWDE PERRON / IK ROOKTE ALS EEN NAZI / IN MIJN LANGE LEREN JAS / DE SIGARET STIJF TUSSEN DE VINGERS VAN MIJN LEREN HANDSCHOEN / MIJN KOP STRAK VAN DE KOU / EEN GOEDERENTREIN DONDERDE LOG EN EINDELOOS VOORBIJ / ANGELIQUE IS DOOD / HAD DE VROUW IN DE BUS GEZEGD / ZE HUILDE / ANGELIQUE IS DOOD / MAAR DAT WAS RAAR / IK HAD HAAR VANOCHTEND NOG GEZIEN / HAAR GEZICHT WEERSPIEGELD IN HET TREINRAAM / BLEEK / DAT WEL / HET WITTE LANDSCHAP WAAIERDE ER DOORHEEN / MAAR / HAAR OGEN LEEFDEN / HAAR ZALIGE LIPPEN / LONKTEN / URENLANG / TOEN ZE INCARNEERDE / VLAK VOOR AMERSFOORT / WAS ZE IEMAND ANDERS / IEMAND MINDER MOOI / IK VOELDE EEN PEILLOOS VERDRIET / MAAR ANGELIQUE IS EEN PERFECTE NAAM / VOOR EEN MEISJE / DAT DOOD IS / DE VROUW IN DE BUS ZEI / DAT HAAR ANDERE DOCHTER / ALTIJD ALS ZE EEN STER ZAG / OMHOOG WEES EN ZEI / KIJK MAMA / DAAR IS ANGELIQUE
Dit verhaal verscheen op 16 augustus 2013 in aflevering 1 van The Amazing Daily Hell op Lowlands.
Plant en Jezus
Ik was dertien, veertien, ik liet rock’n’roll voorzichtig mijn leven binnensijpelen – eerst singeltjes van de Beatles en de Stones, op een koffergrammofoon. Met mijn eerste grote pick-up draaide ik daarna de dubbelaar Stones Story Part One grijs. In de klaphoes zat een poster van Mick Jagger, die haalde ik omzichtig uit de nietjes en prikte ik op de babyblauwe muur van mijn kamertje: rock’n’roll was een redelijk onscherpe livefoto van een bezwete Jagger met vreemd vertrokken kop, groene oogschaduw en een glitterblauw turnpakje dat niet was ontworpen om zijn tepels te bedekken. Toch was het enige dat me opviel zijn lange haar. Dat wilde ik ook.
Een jaar of vijf later hád ik eindelijk lang haar. Alleen leek ik in de verste verte niet op Mick of Keith, ik had meer weg van Jezus. Maar het meest leek ik nog op Robert Plant – al had ik inmiddels vrienden voor wie Robert Plant en Jezus één en dezelfde persoon waren. Hey, ik was een verlegen jongen, je hoorde mij niet preken en zéker niet zingen. Maar op feestjes liep ik toen – op tijdstippen dat niemand er nog raar van opkeek – regelmatig over water.
43
Ik strompelde de zaal in, zeggen ze. Zeggen ze, en daar kreeg ik tickets voor de afterparty van twee prachtige vrouwen en dat was lief – maar het was in een café dat ik alleen kende van naam, ik wist niet waar het was. Ze legden uit dat het om de hoek was, maar dat vond ik een lastig te doorgronden concept. Het stratenplan op het ticket was ook heel duidelijk – zeiden ze, en ik geloofde ze op hun woord. Ik merkte …
Lees verder op Torpedo Magazine.