Aan een lieve gozer
Nacht. Misschien stond je, net als ik, te roken op je balkon en keek je, net als ik, de oneindig diepe hoogte in. Het hoofd in de nek in de hoop te vallen, omhoog te vallen en zachtjes te landen in het wolkendek. Misschien viel je pas toen de hemel zich bloot gaf en nog donkerder bleek dan de bewolkte nacht – of misschien viel je niet, maar vloog je gewoon onhandig naar een ster waarvan je wist dat hij onbereikbaar was.