Ik weet nog precies waar ik was op de dag dat de woorden hun waarde verloren. Het was de dag waarop ik niets meer zag of hoorde, alleen maar sprak. Woorden, luchtig, vluchtig en verstikkend als gas – hoe ik een brood bestel, een bouwvakker bel: woorden als gewoontedieren, opgesloten in kooien vol open deuren. Waar zijn de onrustige beesten? Waar is de taal die het ijs breekt tot het splintert als glas? Waar is alles wat ik jou niet vertel – de woorden die ik nooit gebruik wegen meer, worden zwaarder met de tijd. Ik zoek net zo lang naar nieuwe woorden tot ik tegen je zwijg: ik hou van je.