Lowlands. Wijn uit plastic bekers, de vrouwen mooier dan mooi, ik mag dromen maar ik moet wakker blijven – koffie. De bands doen echt hun best, maar hier komen de mensen voor elkaar, voor zichzelf in de spiegel van de tijd en ik wacht op de fair trade-koffie die het meisje voor me maakt en ik kijk niet hoe ze dat doet, ik kijk naar haar handen, haar armen, haar perfecte profiel tegen het lichtgevende canvas van de koffietent – ze mag er de rest van mijn leven over doen.
Harz
Aan weerszijden van de smalle weg het naaldwoud; de kruinen borstelig en zwart tegen de blauwe lucht, daaronder, tussen de stammen, een eeuwige, sprookjesachtige schemering.
Ze stonden een dag of drie op de camping, toen de wind opstak. De voortent van de caravan begon vervaarlijk te klapperen, waarop hij maar eens wat haringen de grond in sloeg, met de achterkant van een roestige bijl. Toen hij klaar was sloeg hij de bijl in een houtblok, om te kijken of hij nog scherp was. Dat was zo.
‘s Avonds laat stond hij voor de voortent te roken en keek hij naar de hemel tot zijn nek verkrampte; het was in de Harz zo donker dat je de melkweg kon zien. Hij probeerde weer de verwondering te voelen die hij als kind had gehad, maar zijn gedachten dwaalden af naar de dingen van de dag. Uit de nacht galmde de schorre schreeuw van een dier – het geluid van sex, of dood.
‘s Ochtends haalde hij broodjes bij de campingwinkel. De geur van acht Einfache in een papieren zak vervulde hem met volmaakt geluk. Hij zette de ontbijtspullen vast klaar op het klaptafeltje, stak een sigaret op en wachtte tot zijn gezin wakker werd.
Koorts
De koorts wil maar niet komen, sterker nog – het laat me koud. Het is zonnig en warm, Braziliaanse temperaturen, ik zie het zó voor me. Voetbal kijken in de blote bast, bier. Met je dikke pens en kettingrokend beweren dat die jongens niet genoeg conditie hebben. En dan toch nog: de bestudeerde opbouw van achteruit, de versnelling op het middenveld, een korte pass, de bal terugvragen en krijgen, de loopactie, de steekpass van geniale eenvoud – de aanname, zwevend bijna, verdedigers staan verbijsterd, het spijkerharde schot van dichtbij, het doelnet staat één keer strak, kreunt en ontspant met een zucht, het geluksgevoel. ‘En nou doorstoten!’ Ik zie het zó voor me, maar ik merk dat ik niet eens weet welke spelers precies geselecteerd zijn, ik heb alle oefeninterlands en de uitzwaaiwedstrijd gemist.
Het is zonnig en warm, maar het waait hard: in de met oranje vlaggetjes overspannen straten klinkt het continu alsof het keihard regent. De koorts wil maar niet komen.
Bloesem
Het schoolplein bloesemt van de kinderstemmen, ze warrelen tussen de bloeiende kastanjebomen, een verlegen lentezon fluistert voorzichtig wat kleur op de wangen van jonge moeders. Mijn oudste dochter is een eindje verderop het middelpunt van een kluwen spichtige meisjes; de jongste dochter observeert, terwijl ze zichzelf afwezig door een klimrek vlecht, met een volwassen blik het gewoel. ‘Hier rent de toekomst rond. Zeggen ze. Ik zie alleen een hijgend hier en nu.’ Ik hoef me niet om te draaien om te weten wie het zegt – een stem uit duizenden. …
Lees verder op Torpedo Magazine
Kapot
Oekraïne, augustus 2000. Toen we van de autoriteiten na eindeloze onderhandelingen en wat dollars uit het dashboardkastje eindelijk hun land binnen mochten rijden was het al donker; ze hadden ons een dag lang in de brandende Poolse zon laten wachten. Het was donker maar nog steeds drukkend warm – we reden met de ramen open over de halfverharde hoofdweg richting Lviv, langs een kilometerslange rij vrachtwagens die met de neus richting Poolse grens wachtten tot ze Europa in mochten. Ze stonden er al zo lang dat het een langgerekt dorp was geworden; overal stonden slonzige chauffeurs in groepjes te praten en te roken, er werd gelachen, ze gaven elkaar flessen drank door, aan buitenspiegels en bumpers hing was te drogen, er werd gekookt op kleine gasstelletjes naast de stoffige opleggers. Flarden muziek uit transistorradio’s, meisjes en vrouwen in pin-up-poses naast hoge truckportieren, honden en kippen schoten weg uit de vertraagde film in het licht van onze koplampen. Na de laatste vrachtwagen veranderde het wegdek van steenslag in asfalt. Gloednieuw asfalt, zoals we het nog vaker tegen zouden komen. Maar verder was alles in het land kapot, of bijna kapot.
Later, bij daglicht, ontdekten we dat in Oekraïne de mooiste vrouwen ter wereld woonden – hun ogen, hun lippen, hun hoge jukbeenderen zagen er zacht uit, omfloerst, alsof je ze zag door de tranen van hun eigen melancholie. Je wilde ze redden, ze voorzichtig in je binnenzak meenemen, maar zoiets heeft weinig zin; ze waren denk ik, net als hun land, al een klein beetje kapot.
In 2000 reden mijn beste vriend Robert en ik met zijn Volvo 142 uit 1969 naar Kiev, Moskou en Sint Petersburg. In 2001 maakte ik met mijn band Danger Men over die reis het nummer Hotel, een soundtrack met terugwerkende kracht. Dit verhaal verscheen op 08-03-2014 op Torpedo Magazine.
De koning en de hond
Hij hoeft niet te gaan, de hond, en als hij gaat hoeft het niet lang. Maar de hond is een schaker, hij weet de koning, zijn gast, aan handen en voeten gebonden. Dus hij gaat. De hond herinnert zich de reputatie van de koning toen die nog een prins was. ‘Dwa piwa!’ verordonneert de hond als een geroutineerd gastheer en als de glazen worden geheven klikken de camera’s. De hond onthoudt alles, maar foto’s onthouden nog meer. De koning neemt besmuikte slokjes van zijn bier en merkt pas daarna dat de hond zelf niet drinkt. De hond vraagt of er nog problemen zijn. ‘Zijn er nog problemen?’ vraagt hij zo vriendelijk mogelijk; hij weet dat zo de meeste dreiging van hem uitgaat. ‘Nee, nee, geen problemen, het zijn prachtige Spelen,’ mompelt de koning en voelt zich misselijk worden. ‘Dat dacht ik al,’ grijnst de hond en laat het dooie bier rondjes draaien in zijn glas.
Die nacht ligt de koning alleen en klaarwakker in het donker. Hij voelt de haat door zijn lichaam golven. De haat voor de hond, voor zijn regering, voor de sporters, voor zijn arme, sportkijkverslaafde volk. Hij voelt zich loodzwaar. Hij denkt dat hij misschien ook maar eens op judo moet, maar hij is moe. Zo moe.